Van kruk naar crack in 0,2 seconden

Indien je als beroepsschaker behoort tot de top 30 van de wereld dan wil de kachel best wel blijven branden.
Ben je echter een grootmeester van het tweede garnituur, dan krabt vrouw Arremoe al spoedig aan de ruiten.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze iets minder getalenteerde grootmeesters als bijverdienste een niet aflatende stroom boeken het licht doen zien.
Thuis heb ik inmiddels een meter schaakboeken in de boekenkast staan.
Maar helpt het bestuderen van schaakboeken ook bij het verbeteren van je niveau?
Ik hoop van niet.
Want als er wél een verband is tussen het lezen van schaakboeken en het verkrijgen van Elopunten ben ik pas over 73 meter grootmeester.
Je moet het kopen van schaakboeken dan ook zien als een daad van menslievendheid.
Toch zal menige clubspeler die net een armlastig grootmeester uit de goot heeft gehaald door het kopen van een schaakboek naast een warm gevoel nog enige onbevredigdheid ervaren.
Accoord, het ras is weer voor enige tijd voor uitsterven behoed, maar zo’n grootmeester kan toch wel iets teruggeven dat tenminste enige waarde vertegenwoordigt?
Neen, beste lezer, dat kan hij niet.
Want om iets van waarde terug te geven moet de grootmeester weten hóe hij zo goed is geworden en dat weet hij niet.
Argwanende lezers zullen mij misschien tegenwerpen dat hij dat wel wéét, maar het niet wil vertellen om er geen concurrentie bij te krijgen.
Maar zo werkt dat niet.
We praten hier tenslotte over een deel der mensheid voor wie het doen van nuttig werk spontaan tot niezen leidt en voor wie maatschappelijke verantwoordelijkheid iets is waar alleen na een te zware maaltijd ‘s-nachts wel eens over gedroomd wordt.
Grootmeesters weten ook wel dat degenen die het zich kunnen permitteren schaakboeken te kopen niet met hetzelfde sop zijn overgoten als zij zelf. En dat dezen dus nooit een reële bedreiging zullen vormen.
Bovendien komt het schrijven van een boek de term ‘inspanning’ te zeer nabij.
Iets wat dus niet lichtvaardig slechts als façade wordt uitgevoerd.
Neen, grootmeesters zijn een goed- en bijgelovig volkje dat werkelijk denkt dat hun boeken een bijdrage aan onze rating zullen leveren.
Ook al is hiervoor geen enkel bewijs.

Wat heb je dan aan deze boeken?
Hein Donner zei ooit eens over grootmeester Lodewijk Prins: “Hij kan een paard niet van een loper onderscheiden.”
Hiermee bedoelde hij dat Prins niet met het loperpaar overweg kon.
Het zal duidelijk zijn dat als een grootmeester dat al niet kan, terwijl hij toch grootmeester is, het volstrekt belachelijk is dat ik in mijn partijen krampachtig probeer mijn paarden af te ruilen tegen lopers.
Een dergelijk advies is veel te hoog gegrepen.

De grootmeester adviseert: “Vijftien kilometer voor Pescara sla je rechts af.”
Terwijl voor de grootmeester alle wegen naar Rome leiden stelt de bediening van de ruitenwisser mij reeds voor grote problemen:
De motorkap moet open, waar zit de handle?
Hoe haal ik de beveiliging tegen opengaan van de motorkap eraf?
Hoe lopen de draden van de ruitenwisser?
Dashboard slopen, ik kan niet overal bij.
Waarom lopen er zes blauwe draden die kant op?
Ik raak in de war, moet regelmatig opnieuw beginnen.
Regen op de verbindingen, zekering slaat door, waar zitten de zekeringkast, welke zekering moet ik hebben, waar zijn de reservezekeringen?
Alleen een kruk kan steeds verder van huis geraken terwijl hij stilstaat.
Tegen de tijd dat de ruitenwisser het doet is de bui over, ben ik doorweekt en staat mijn vlag op vallen.
Voor de grootmeester is het optreden van een regenbui een non-event waarop hij regeert door in 0,2 seconden de ruitenwisser aan te zetten.

Wat in deze metafoor het meest opvalt is het extreme verschil in snelheid.
Wat de grootmeester in 0,2 seconden doet, doet de kruk in 3 kwartier.
Dat is 13.500 keer zo snel.
Nu vindt u dit rekensommetje misschien wel wat erg kort door de bocht (komt wel vaker voor bij krukken).
Het gaat mij echter alleen maar om de volgende stelling:

“Het verschil in snelheid tussen kruk en crack is enorm.”

Of dit verschil nu een factor 2000 of een factor 30.000 is, doet weinig terzake.
Het is bizar dat dit nog nooit iemand is opgevallen.
Omdat het nauwelijks te bevatten is wat voor collectieve bewustzijnsvernauwing er voor nodig is om dit niet te zien.
Je zou waarachtig bijna aan een complot gaan denken.

Is een dergelijk extreem verschil in snelheid aannemelijk?
De heer Elo geeft aan dat het statistisch niet voor komt dat bij een ratingverschil van meer dan 700 punten de laagste van de hoogste wint.
Wat voor snelheid hoort daarbij?
Om ook het dagelijks brood van een gewone schaakmeester (rating 2400) af en toe van smakelijk beleg te voorzien is de simultaan uitgevonden. Hiertoe is een groep benodigd van circa 30 mensen met een gemiddelde rating van 1700, een masochistische inslag en voldoende geld. Kortom, een gemiddelde schaakclub.
Het gemiddelde ratingverschil is 2400 – 1700 = 700 punten.
De schaakmeester heeft 1/30e van de tijd ter beschikking per speler in vergelijking met de spelers zelf.
Zou hij slechts 30 x zo snel denken, dan zou zijn resultaat 50% zijn. Zijn resultaat is echter 93%.
Hoeveel sneller moet hij daarvoor denken?
Stel dit op 5 x (aanname).
Het gemiddelde verschil in denksnelheid komt dan op 30 x 5 = 150 keer.
Als verschil in snelheid tussen de schaakmeester en zijn slachtoffer is dit best aannemelijk.

Nu komt de afstand van kruk naar crack (700 punten) twee maal voor in de schaakwereld.
Namelijk van 1200 (goede beginner/huisspeler) tot 1900 (goede clubspeler) en van 1900 naar 2600 (gemiddelde grootmeester). En inderdaad, in de bar van de Moriaan (Corusschaaktoernooi) slaat Loek van Wely (rating 2661) de clubspelers met rating 2000 met evenveel gemak van het bord als een 1900-speler de gemiddelde huisschaker
(Met dank aan Hagar).
Zodat het totale snelheidsverschil tussen superkruk (1200) en supercrack (2600) op 150 x 150 = 22.500 komt.

Hoe is het mogelijk?
Schaaktechnisch gezien leidt het overgrote deel der mensheid aan flapdrose.
Onderzoek naar hersenactiviteit bij schakers heeft uitgewezen dat de grootmeester heel andere kwabben en lobben in de strijd werpt dan de clubschaker.
Daar waar de grootmeester ons om de oren slaat met gammauitbarstingen in zijn frontale en pariëtale hersenschors, moeten wij het doen met slechts onze slaapkwab (lobus temporalis).
Het hersenschors waar de gammauitbarstingen bij grootmeesters vandaan komen is betrokken bij het lange termijngeheugen, complexe motorische opdrachten en patroonherkenning.
Het hersengebied dat bij schakende amateurs wordt geactiveerd, wordt gebruikt voor het verrichten van nieuwe taken en korte termijn herinneringen.
Schaakkampioenen, getraind door duizenden stellingen te memoriseren, lijken dan ook vooral een beroep te doen op hun geheugen om de problemen op het bord op te lossen, terwijl liefhebbers telkens opnieuw een geheel nieuw probleem moeten aanvatten.
De grootmeester doet dus niet hetzelfde als de amateur maar dan veel sneller, hij doet iets totaal anders en bereikt daarmee veel sneller (en beter) resultaat! Zoals degene die zijn ruitenwisser aanzet in 0,2 seconden iets totaal anders doet dan degene die in drie kwartier zijn auto demonteert om uit te vissen hoe dat moet en hier ook andere lobben bij gebruikt.

Wat betekent dit voor schaaktraining?
Als je wilt leren schaken moet je dus kennelijk leren om andere hersenkwabben in te zetten.
Snelschaken heeft dus geen zin, want het is niet de bedoeling hetzelfde te doen wat je al deed maar dan sneller, je moet de dingen op een andere manier doen.
Om dit te kunnen doen moet je eerst het ‘smaakverschil’ tussen de verschillende lobben leren onderscheiden.
Het ene ervaar je als ‘denken’ het andere gaat meer automatisch.
Het is vergelijkbaar met het verschil tussen theorie (begrijpen en uit het hoofd leren) en praktijk (zien en doen) bij autorijden. In theorie heeft op een kruising waarbij een auto en zijn tegenligger beide afslaan in dezelfde richting de auto die de kortste bocht draait voorrang. Zo heb ik dat in theorie geleerd. In de praktijk wéét ik domweg wie er voorrang heeft zonder er over na te denken. Zou ik erover nadenken, dan zou ik er al bovenop zitten.
Zoals Samuel Reshevsky antwoordde op de vraag waarom hij zo goed schaakte: “Dat weet ik niet, het is hetzelfde als zingen of fietsen, het gaat vanzelf.”
De praktijk is ‘zien’, ‘het patroon herkennen’ en ‘automatische reactie op dat patroon’.

Hoe train je het herkennen van patronen?
Door het doen van oefenopgaven.
Deze oefenopgaven moeten dan wel thematisch gerangschikt zijn
Het kan voorkomen dat u na anderhalf uur staren naar een oefenopgave waarin een Bodens mat verborgen zit u de moed opgeeft.
Ik verzeker u echter dat indien u 100 opgaven doet met een Bodens mat u deze voortaan fluitend op één been geblindoekt op een afstand van 15 meter herkent.
Met de handen op de rug.
In 0,2 seconden.
Hoedt u voor sado-masochistische auteurs die weigeren hun opgaven thematisch te rangschikken onder het motto dat u in een partij ook niet weet om welk het thema het draait!
Het schaken is immers veel te moeilijk voor gewone stervelingen, dus hou het simpel.
Als je wilt leren gewichtheffen begin je toch ook niet met een halter van 100 kg.
(Kunt ú alle 29 basismatpatronen al in 0,2 seconden herkennen? Of heeft het zwaluwstaartmat voor u nog geheimen?)

Nu vraagt de lezer zich wellicht af: “Accoord, Dick berijdt zijn stokpaardje weer, maar hoe snel is dat beest nu eigenlijk?”
In de afgelopen twee jaar heb ik circa 6200 oefenopgaven gedaan.
Dat zijn er gemiddeld 8 per dag.
Dit kostte mij ongeveer drie kwartier per dag.
Drie kwartier die ik anders achter de TV had gehangen.
Voor de derde keer het journaal kijkend.
Dezelfde oefenopgaven als twee jaar terug los ik nu 9 keer zo snel op in vergelijking met toendertijd.
Twee jaar terug was mijn rating 1532.
Mijn rating zal per 1 november ongeveer 1725 bedragen. Verschil ruwweg 200 ratingpunten.
Indien 200 ratingpunten = 9 x zo snel dan is 100 ratingpunten = 3 x zo snel.
Van kruk naar crack is dan 700 ratingpunten = 37 = ca. 2200 keer zo snel.

Vergelijk dat maar eens met de periode van drie jaar voorafgaand aan de afgelopen twee jaar.
Toen studeerde ik wel meer dan drie kwartier per dag.
Openingen, strategie, Euwe, noem maar op.
Studie waarbij het accent lag op begrip.
De verkeerde kwab dus.
Circa 1100 studieuren in drie jaar tijd.
Dit leverde mij welgeteld 4 ratingpunten op.
Van 1528 naar 1532.

Dus raad ik u aan het bovenstaande eens ernstig te overwegen.
Indien je gemiddeld 100 ratingpunten per jaar stijgt betekent dat dat je gemiddeld 7 keer vaker wint van iemand met een hogere rating. Als je het goed planned heb je van één overwinning wel vier weken een goed gevoel.
Dat is dus 7 x 4 = 28 weken van het jaar een tevreden gevoel. Dat is al de meer dan de helft.
Dit komt nog bovenop je normale winstpartijen (50%) die je zou hebben als je niet groeit. Zodat je al driekwart van het jaar een tevreden mens bent!
Mijn prijs is dagelijk 2 van de 3 journaals.
Wat zou het u kosten?
Tatort, goede tijden slechte tijden, Lingo of big brother?

Dick Stapersma.